Het Repertoire van de Schola

De wisselende en vaste gezangen

Hoofdbestanddeel van de (latijnse) liturgische gezangen in onze zondagse hoogmis en op hoogtijdagen was altijd het gregoriaans, met de – volgens de kalender van het kerkelijk jaar – per dag wisselende gezangen: introïtus, graduale, alleluia met vers en sequentia of tractus, offertorium en communio. Ook wisselen de lezingen en de meeste gebeden per dag. Met name de wisselende gezangen zijn niet altijd even gemakkelijk: veel snelle noten, grillige ritmes, lange melismen die een perfect ademgebruik vereisen en een grote concentratie noodzakelijk maken. Er moet dus veel tijd in gestoken worden om ze perfect uit te voeren.

Dan de ‘vaste’ misgezangen die meestal door de kerkgangers (‘het volk’) meegezongen kunnen worden: Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Benedictus en Agnus Dei. Van dit samenstel van vaste gezangen is er een grote verscheidenheid: er bestaan maar liefst achttien verschillende versies, dus achttien verschillende ‘missen’ en zes Credo’s – waarvan nummer III het bekendste is. Door iedere zondag één van die missen uit te kiezen en regelmatig nieuwe te proberen en met de kerkgangers in te studeren stimuleerden we de volkszang. Het wordt zo een mooi gemeenschappelijk gebeuren. Naast deze gregoriaanse gezangen tijdens een gezongen H. Mis zijn er nog vele andere speciale gelegenheden waar het gregoriaans mag klinken.

 Speciale kerkelijke gelegenheden

Voor iedere gelegenheid zijn er teksten gemaakt, met passende gregoriaanse melodieën. Er bestaat een groot aantal gregoriaanse gezangen, zoals voor de Goede Weekvieringen, Pasen, Kerstmis, de Sacramentsprocessie, voor het feest van de kerkwijding en voor de uitvaarten. Te veel om op te noemen.

Het jongenskoor van de H. Hartparochie onder leiding van broeder Vigilius in de Sacramentsprocessie van 1949.

 De Sacramentsprocessie van 1954 onderweg van de Arendstraat naar de Kerkstraat.

De oude handschriften

Het is duidelijk dat het gregoriaans al eeuwen onlosmakelijk verbonden is met de liturgie van de katholieke kerk. Daarop is in hoofdstuk 1 al uitgebreid ingegaan, maar in deze paragraaf is het goed iets meer te vertellen over de ervaring die de schola heeft opgedaan met het in praktijk brengen van het zingen volgens de oude handschriften. Dat roept de vraag op wat die oude handschriften inhouden. Eeuwen geleden zette men boven een tekst van te voren afgesproken tekentjes om aan te geven of tonen omhoog moesten of omlaag. Of dat eentoon langeraangehouden moest worden of niet. Of dat er sneller of langzamer gezongen diende te worden. De dirigent gaf dit met arm- en handgebaren aan en het koor volgde zijn bewegingen en aanwijzingen op. Dit was de oudste manier om een tekst al zingend te brengen. Later kwamen er notenbalken en het notenschrift bij. Met name de paters benedictijnen hadden zich hierin gespecialiseerd en waren door deze manier van zingen zeer bekend geworden, zodanig dat dit haast overal werd nagevolgd tot ongeveer de jaren zeventig van de vorige eeuw.

Vanaf toen begon men zich ineens meer te interesseren in de haast vergeten oude handschriften. Men ging deze opnieuw bestuderen en ging er toe over om opnieuw boven de al bestaande gregoriaanse gezangen deze oude, bijna vergeten, tekens te plaatsen. Zo werd de Graduale Triplex door de benedictijnen van Solesmes uitgebracht volgens de oude handschriften van de benedictijnen uit het Zwitserse Sankt Gallen en Einsiedeln en eveneens volgens de traditie van Laon. Deze manier van zingen blijkt puntiger en levendiger uit te pakken dan de voorheen gangbare wijze. Het was slechts een handjevol geïnteresseerde dirigenten in Nederland die dit in de praktijk bracht. Huub Bartz was een van hen. Hij wist een aantal mannen van het Oosterhouts Kamerkoor om zich heen te verzamelen om deze wijze van zingen aan de hand van die oude handschriften te bestuderen. Het bleek in de praktijk toch voor de gepokte en gemazelde gregorianisten een behoorlijke omschakeling te zijn. Rudi Oomen behoorde onder anderen tot dit gezelschap. Hij was het die jaren later (in 2008) deze nieuwe inzichten over de uitvoeringspraktijk van het gregoriaans bij de schola invoerde. En het moet gezegd dat het er interessanter, levendiger, hoewel niet gemakkelijker op is geworden!

 Een viering in de kersttijd in de Mariakerk op 29 december 2007 met het Gemengd Mariakoor onder leiding van Rudi Oomen.

 Bijzondere uitvoeringen

Spoedig nadat de schola in 1953 het officiële kerkkoor van de Rozenkranskerk was geworden, werd als allereerste werk onder leiding van Adam van den Bosch de mis ‘Vocum aequalium’ van Antonio Lotti uitgevoerd. Een mis voor drie mannenstemmen. Daarna volgde de mis ‘Te deum laudamus’ van Perosi en vervolgens missen van Herman Strategier, van Da Vittoria, van Albert de Klerk, enzovoorts. Maar al vrij snel kwam er behoefte aan meer. Het dameskoor kwam in beeld en er werden werken ingestudeerd voor gemengd koor.

Als een van die eerste werken werd de ‘Missa brevis’ van Mozart uitgevoerd. En niet te vergeten de kleine orgelmis van Josph Haydn die verschillende malen te horen is geweest, compleet met eigen solisten. Enkele keren ook werd tijdens de Kerstnachtmis de ‘Messe de Minuit’ van Charpentier uitgevoerd, begeleid door het Bredaas Kamerorkest, ook steeds met eigen solisten. Daarnaast zong het koor missen van Nederlandse componisten als De Klerk en Strategier. Ook ons eigen scholalid Ad Oomenheeft een mis gecomponeerd, de ‘Missa Antiqua’, maar ook de ‘Choralmesse’ van Anton Bruckner stond op de lessenaar. In de latere jaren kwamen weer andersoortige missen zoals van C. van Haperen, ‘Missa Modico Romantico’ van Antoon Maessen en de ‘Missa brevis’ van Schlosser.

En ja, over bijzondere uitvoeringen gesproken. Wat te denken van de hoogfeesten: Kerstmis met een stampvolle Mariakerk, een gemengd koor, solisten en een gelegenheidsorkest, waaronder enkele bekende Oosterhoutse musici, zoals onze eigen Antoon van den Bosch, Hennie Jonkergouw en notaris Stoetzer, om er enkelen te noemen.

Radio-uitzendingen

Toen Willem Egbert Froger (Pim) op 3 september 1957 als pastoor van de Mariakerk werd geïnstalleerd, kon nog niemand bevroeden dat er radio-uitzendingen in het verschiet lagen. Maar pastoor Froger bleek over nogal wat lijntjes te beschikken, onder andere met de KRO. Naast zielenherder was hij ook nog een handige knutselaar en zo was hij steeds in de weer met het aanleggen en doorverbinden van huistelefoons in zijn pastorie. Daarnaast was hij prima op de hoogte van elektriciteit en radio en zo kreeg hij het ook voor elkaar om zelfs een rechtstreekse verbinding tot stand te brengen tussen de Mariakerk in Oosterhout en de KRO-studio in Hilversum. Hij beschikte over kennis en…kennissen!

En zo kon het gebeuren dat de schola op 23 maart 1958 voor het eerst te horen was in een rechtstreekse uitzending van de hoogmis op Passiezondag. In de loop der jaren zouden er nog veel uitzendingen volgen. De schola onder de inspirerende leiding van dirigent Adam van den Bosch en de Mariakerk met aan het roer Pastoor Froger stonden zeer goed aangeschreven bij de afdeling Godsdienstige Uitzendingen van de KRO.

In de beginjaren van deze uitzendingen kreeg het koor van opdrachtgever KRO vijftig gulden voor het verzorgen van een hoogmis. Vanaf 1967 werd dit bedrag opgetrokken tot zestig gulden. Als er doordeweeks, op de repetitieavond van het koor, een opname werd gemaakt voor uitzending op zaterdagavond in het programma ‘Wij luiden de zondag in’ door pater Brockbernd OSB, kreeg het koor honderd en vijf gulden. Ook dat bedrag werd vanaf 1967 opgetrokken en wel tot tweehonderd en tien gulden. Een hoogmis samen met het dameskoor er bij bracht honderdvijftig gulden in het koorlaatje.

Ook was de schola te beluisteren op een vaste dinsdagavond in het programma ‘De zingende kerk’‘s avonds van kwart voor acht tot acht uur. Tijdens die uitzendingen werden Nederlandstalige liederen ten gehore gebracht, waarna steeds een toelichting volgde. Deze uitzendingen waren bedoeld als instructiemateriaal voor de Nederlandse kerkkoren. Middels deze uitzendingen werden de koren (dringend) uitgenodigd en aangespoord (een uitvloeisel van het Tweede Vaticaans Concilie) om het Nederlandse lied op het repertoire te zetten. Ons koor (onder leiding van Huub Bartz) liep daarmee voorop in de introductie van het Nederlandse lied in de liturgie. Maar ook waren er verschillende rechtstreekse uitzendingen te beluisteren via Radio Wereldomroep. In de bijlagen is een compleet overzicht opgenomen van de radio-uitzendingen van de schola.

Bericht in Het Kanton van donderdag 16 augustus 1962.
Lezen, doorgeven en daarna terug aan de secretaris’ staat er bij deze mededeling, mogelijk uit ‘De Zingende Kerk’, maandblad voor kerkzangers.