Gregoriaans erfgoed

Perspectief voor het gregoriaanse erfgoed

Is het gregoriaans inderdaad vrijwel geheel verdwenen? Deze visie vereist enige nuance en dan doel ik niet op cd’s die af en toe de hitlijsten sieren, zoals die van de monniken van Silos of Stift Heiligenkreuz. Aan het begin van de geschiedenis van het gregoriaans hebben we opgemerkt dat er twee traditielijnen zijn die zich doorheen de hele ontwikkeling van deze zang min of meer voortgezet hebben, die van de synagoge en die van de tempel. In de latere kerk waren zij respectievelijk het domein van de eenvoudige zang voor en door de gemeenschap (het volk of – bij het officie- de monniken) enerzijds en dat van de rijkere rituelen en meer versierde muziek voor de schola anderzijds. Voor gregoriaans als volkszang lijkt inderdaad geen grote rol meer weggelegd. In abdijen wordt over het algemeen het officie gezongen in de volkstaal. Als wij evenwel een beeld voor de toekomst mogen schetsen dan lijkt het dat het gregoriaans als domein van de schola wel degelijk toekomst heeft. Dit wordt bevestigd door het feit dat over heel Europa – en daarbuiten – gregoriaanse schola’s functioneren, meestal in dienst van de liturgie, vaak bezet door jonge professionele zangers. En denk aan de diverse zomercursussen en festivals, zoals in Essen, Ravenstein en Watou. Deze ontwikkeling geeft overigens ook aan dat de bekendheid van het gregoriaans afneemt en dat deze zang niet gemakkelijk te zingen is. ‘Gregoriaans als domein van de schola.’ Hieruit kunnen we geen andere conclusie trekken dan dat de Schola Cantorum Oosterhout nog een grote toekomst tegemoet gaat.

Bronnen:

Hélène Nolthenius, Muziek tussen hemel en aarde, Amsterdam 1985, tweede druk;

Rudi Oomen, Gregoriaans, enkele overwegingen en wat geschiedenis, paper z.j.;

J. van der Schoot, Nederlandse Sint Gregoriusvereniging, Katholiek Documentatiecentrum, 2001;

J. Valkestijn, Het gregoriaans, in De lof Gods geef ik stem, Baarn, 1993.